‘Dreef door de eerste tellen’

Opdrachtgever:
Samenleving & Politiek & Poëziecentrum

Onthulling:
31-08-2021

Locatie:
Online via Zomerreeks Samenleving en Poëzie 2021

Voor de Zomerreeks van Samenleving & Poëzie schreef Meity Völke het gedicht ‘Dreef door de eerste tellen’. Over zwerfafval, tomatenplanten en stadsranden. Maar eigenlijk ook over WIFI en regenlaarzen.

De Zomerreeks Samenleving & Poëzie is een samenwerking van Samenleving & Politiek, een politiek maandblad met een kritische en doordachte blik op de politieke actualiteit, en Poëziecentrum. Elke weekdag van juli en augustus kan je op de websites van Samenleving & Politiek en Poëzie-Centraal genieten van een nieuw gedicht met maatschappelijk-kritische inslag. Meity Völke schreef het gedicht voor 31 augustus 2021.

Dreef door de eerste tellen

1.
Dreef door de eerste tellen van de dag waarin het lijf
gewichtloos is. Stond op toen de zwaarte kwam.
Werd droevig van zwerfafval. Liet evengoed liggen.
Zei hardop: je leeft om de dingen heen. Dronk geen
alcohol maar wilde wel. Telde drie parels:
het warrige haar van mijn zoon op mijn kussen,
een onverwacht telefoontje, een bonte specht
op het gazon. Vertaalde regels van een Amerikaanse
dichteres. Hoorde de deadline aanrukken als een
trommelcorps. Besloot van tijdsdruk te houden.
Waaierde uit over een onbeschreven A4. Miste. Hield aan.

2.
Sliep om een mug heen. Leidde drie tomatenplanten
omhoog. Zag donkere bewolking komen die eenmaal
boven mijn hoofd geen bui meer droeg. Dacht aan de inkt
van slecht nieuws en hoe die je altijd droog bereikt.
Luisterde naar de oudste man die ik ken. Legde een
blauwdruk aan van het moment. Wist: wat ik mij
herinner Is wat overblijft. Woog oude en nieuwe
vakantiefoto’s. Vergeleek bagage. Maakte iets klaar
dat over datum was. Ontwarde. Streek glad.

3.
Bezocht de randen van de stad waar tuinen
ongemerkt overgaan in weideland en water.
Nam mijn dochters hand. Noemde die blank,
de mijne bruin. Noemde die wit, de mijne
getint. Kreeg buikpijn van de tijdgeest. Haalde een
ziek konijn van de weg en gaf het schaduw. Zag
de snelheid van het einde of dat snelheid eindig is.
Bedacht: ze sterven altijd in dezelfde houding.
Wilde gevulde aubergine. At courgettesoep.
Haalde diep adem. Zwaaide uit. Wuifde weg.

4.
Vroeg de wifi-code in een kerk. Kreeg die.
At een vis naast het altaar. Sprak over vluchten,
kou en treinwagons, over heimweesporen in
de grond. Werd bedankt. Nam moeilijk aan.
Wist niet of ik als dichter ooit tevreden was.
Besloot dat mijn gedichten haltes zijn tot waar
ik schrijf of wacht om bij een nieuwe regel in
te stappen. Reed drie uur snelweg. Zag geen heuvels.
Zocht een synoniem voor vlak. Vond: afgestompt.

5.
Ontwaakte in gisteren. Hees me in het heden.
Gaf de ander vrij van mij. Zocht de zon op voor het
raken van mijn huid. Omhelsde mijn vaders broer.
Herkende. Omhelsde mijn moeders broer. Huilde.
Legde mijn huissleutels in een regenlaars, mijn niet
genomen stappen in de armen van een oude vrouw.
Hield twee voeten in het gras, twee ogen in de schaduw.
Dacht uit het niets aan oneindigheid. Beloofde mijn
hoofd een pauze maar remde niet. Volgde de lijnen van
mijn nieuwe huis. Overdacht de winter. Hoopte. Sloot uit.